Symptomen en klachten

De symptomen zijn direct afhankelijk van de plaats van de tumor in de larynx, waarbij een onderscheid wordt gemaakt in drie ‘etages’: de glottis, de supraglottis en de subglottis (zie afbeelding). De frequentieverdeling naar etage is in Nederland als volgt: glottisch 66%, supraglottisch 30% en subglottisch 4%. Het is een “voordeel” voor de patiënt in Nederland dat circa tweederde van deze tumoren op stembandniveau ontstaat: al een zeer kleine stembandafwijking veroorzaakt heesheid. Een gunstige ontwikkeling is dat dankzij de publiciteit die de laatste jaren aan kanker in het algemeen en aan larynxcarcinoom in het bijzonder is geschonken, zowel in medische kring als daarbuiten, patiënten met stembandcarcinomen inderdaad eerder ter behandeling komen.

Veel ongunstiger is de situatie bij de supraglottische en subglottische tumoren. Zij ontstaan als het ware in een ‘stille zone’.

Supraglottische tumoren veroorzaken vage slikklachten. Het belangrijkste is pijn in de keel bij slikken, die vaak uitstraalt naar het oor aan de aangedane zijde. Ook heeft de patiënt nogal eens het gevoel ergens tegen aan te slikken. Er bestaat ook een verhoogde slijmproductie in de keel. Wanneer de tumor groter wordt, kan heesheid ontstaan. De patiënt gaat zich dan ook vaak verslikken; vooral na drinken ontstaan dan hinderlijke hoestbuien. Niet zelden bezoekt de patiënt de arts omdat hij een knobbel (lymfklieruitzaaiing) in de hals heeft opgemerkt, zonder dat duidelijke keelklachten bestaan.

Subglottische tumoren geven in een vroeg stadium vage hoestklachten. Over het algemeen komen de patiënten echter pas ter behandeling wanneer door ingroei in een stemband heesheid of door obstructie van de luchtweg bemoeilijkt ademen en kortademigheid zijn ontstaan.

Uitzaaiing via het bloed vindt bij larynxcarcinomen doorgaans pas zeer laat in het verloop van de ziekte plaats, dat wil zeggen wanneer lokaal en regionaal uitgebreide afwijkingen aanwezig zijn, en dan nog slechts in een minderheid van de gevallen. Voorkeurslokalisaties zijn de longen en het skelet. De neiging tot uitzaaiing via de lymfbanen is sterk afhankelijk van de lokalisatie van de primaire tumor binnen de larynx. Glottische tumoren zaaien zelden uit, subglottische vaker en supraglottische vaak en wel in circa 40% van de gevallen.

Waar bent u naar op zoek?