Trombose

Trombose is een bloedstolsel (bloedprop) in een bloedvat. Door groei van het stolsel kan het bloedvat verstoppen en uiteindelijk volledig afgesloten raken.

Veneuze trombose wordt weer onderverdeeld in diepveneuze trombose (van de grotere dieper liggende aders) en tromboflebitis (van de oppervlakkige aders). In de volksmond wordt met ‘een trombosebeen’ meestal diepveneuze trombose bedoeld. Bij een trombosebeen kan er pijn aan het been ontstaan en kan het been opzwellen.

Uitleg over wat trombose is
Klik op de afbeelding om een video te bekijken met uitleg over een trombosebeen

Oorzaken

Diepveneuze trombose kan  verschillende oorzaken hebben:

  • Een verandering (meestal vertraging) van de bloedstroom, bijvoorbeeld als u langdurig moet liggen of zitten of uw been ingegipst is (denk ook aan lange vlieg/busreizen).
  • Beschadigingen aan de vaatwand, bijvoorbeeld door operaties of door een ongeval.
  • Activering van de bloedstolling, bijvoorbeeld bij grote operaties, bij ernstige infecties, tijdens de zwangerschap of de bevalling.
  • Gebruik van bepaalde medicijnen (bijvoorbeeld de anticonceptiepil).
  • Het hebben van een kwaadaardige gezwel.

Bij ongeveer de helft van de mensen kan er geen oorzaak gevonden worden.

Acute complicaties: longembolie

Als een trombosebeen niet wordt behandeld, kan het stolsel in de ader van het been groter worden en er kunnen stukjes van het stolsel afbreken. Deze brokstukjes kunnen vervolgens worden meegevoerd met de bloedstroom en via de holle ader door het hart in de longslagader terechtkomen. Er is dan sprake van een longembolie. Bij een grote longembolie wordt een gedeelte van de bloedsomloop geblokkeerd. Dit kan ernstige gevolgen hebben. Klachten waarmee een longembolie gepaard gaan, zijn kortademigheid en pijn bij zuchten en hoesten. Als u deze klachten heeft, is het verstandig uw arts hiervan op de hoogte te stellen.

Uitleg over wat een longembolie is
Klik op de afbeelding om een video te bekijken met uitleg over een longembolie

Lange termijn complicaties: post-trombotisch syndroom

Het stolsel dat in het been is ontstaan, kan ervoor zorgen dat de bloeddruk in de aderen te hoog wordt en blijft, waardoor de aderen beschadigd kunnen raken. Hierdoor kan het bloed minder goed uit het been wegstromen en blijft het been dikker, wat gepaard kan gaan met pijnklachten en vermoeidheid. Op langere termijn kunnen spataderen ontstaan en/of kan de huid verkleuren. Indien deze lange termijn-complicaties optreden, is er sprake van het post-trombotisch syndroom.

Behandeling

De behandeling van diep-veneuze trombose is erop gericht bovengenoemde complicaties van een longembolie en het post-trombotisch syndroom te voorkomen. Dit gebeurt door middel van bloedverdunners en steunkousen. In het verleden werd altijd gekozen voor behandeling met vitamine K remmers. Dit zijn bloedverdunners waarbij het bloed regelmatig gecontroleerd moet worden door de trombosedienst om de dosering te bepalen. Sinds 2015 wordt er vaak gekozen voor behandeling met directe orale anticoagulantia (DOAC’s). Dit zijn bloedverdunners, waarbij geen controle door de trombosedienst meer nodig is. Wel wordt geadviseerd om de nier- en leverfunctie functie minimaal eenmaal per jaar te laten controleren.  Er zijn verschillende DOAC’s. In MST wordt meestal gekozen voor Eliquis (apixaban). Andere voorbeelden zijn Xarelto, Pradaxa en Lixiana. Als u bloedverdunners gebruikt is het verstandig om een waarschuwingskaart bij u te dragen.

Doorgaan of stoppen?

Hoe groter het risico is op nieuwe trombose, hoe sneller er geadviseerd zal worden om door te blijven gaan met de bloedverdunners. Als er een duidelijke oorzaak is (zie hierboven) wordt vaak gekozen om na drie maanden behandeling te stoppen met behandeling. Als er geen duidelijke oorzaak gevonden kan worden (wat bij ongeveer de helft van de patiënten het geval is), is het risico op nieuwe trombose duidelijk verhoogd: binnen vijf jaar na het stoppen met bloedverdunning krijgt 30% van de mensen opnieuw trombose. Daarom wordt er bij deze mensen tegenwoordig vaak voor gekozen om door te gaan met bloedverdunners. Uw arts zal samen met u bekijken wat voor u de beste keuze is.

Gebruik van pijnstillers en andere medicijnen

Een trombosebeen kan pijnlijk zijn. Indien u pijnstillers wenst, neemt u dan bij voorkeur paracetamol, al dan niet gecombineerd met codeïne. Andere pijnstillers, zoals aspirine, ibuprofen en diclofenac (voltaren), kunnen de stolling namelijk remmen, waardoor er een groter risico op bloedingen bestaat. Indien paracetamol onvoldoende werkt, is het zeer raadzaam om dit met uw behandelend arts te overleggen.

Diverse medicijnen kunnen de instelling van bloedverdunners veranderen. Het is daarom raadzaam uw behandelend arts en de trombosedienst te informeren over andere medicijnen die u gebruikt. Ook als uw medicatie verandert, dient u uw arts en de trombosedienst op de hoogte te stellen. Dit geldt ook voor kortdurend gebruik van medicijnen, zoals bij antibiotica.

Toekomst

Het merendeel van de patiënten zal geen blijvende klachten ervaren. Voor patiënten die wel klachten houden, is het belangrijk om de elastische kous te blijven dragen en lang staan en zwaar tillen te vermijden. Patiënten die gewend waren te sporten, moeten dit vooral blijven doen. Wandelen, fietsen, hardlopen en zwemmen vormen over het algemeen geen probleem bij patiënten die een longembolie hebben gehad. Sporten zoals vechtsporten, gewichtheffen en parachutespringen worden tijden de behandeling met bloedverdunners afgeraden.

Nazorg

Meestal wordt de behandeling van een trombosebeen gestart op de Spoedeisende Hulp. Een paar weken later bezoekt u de polikliniek. Met uw arts bespreekt u hoe lang u de bloedverdunners dient te gebruiken en zult u praten over het hervatten van uw werk, sporten en voorzorgsmaatregelen bij bijvoorbeeld lange vliegreizen. Ook kan hij of zij advies geven over het gebruik van anticonceptie en zwangerschap. In de regel bezoekt u de polikliniek nog eenmalig, als u stopt met de bloedverdunners. Er kunnen echter redenen zijn waarom uw behandelend arts u eerder of vaker terug wil zien en u eventueel nog verder wil onderzoeken.

Contact

Hebt u vragen die niet kunnen wachten tot het eerstvolgende polibezoek, dan kunt u een telefonische afspraak maken via het telefoonnummer van de poli interne geneeskunde: (053) 487 24 30.U wordt dan op een afgesproken tijdstip teruggebeld door een van de artsen van de polikliniek interne geneeskunde.

Meer over diep veneuze trombose

Waar bent u naar op zoek?