In Nederland zijn naar schatting 1,6 miljoen vrouwen in de overgang. Een heel groot deel daarvan heeft overgangsklachten. Welke klachten zijn dat precies en waarom heeft de één er meer last van dan de ander? Gynaecoloog Marije Geukes van ZGT vertelt er meer over.
Welke klachten kunnen vrouwen die in de overgang zijn hebben?
“De bekendste, typische, overgangsklachten zijn opvliegers, nachtelijk zweten, bloedingsklachten en klachten zoals vaginale droogheid en blaasontstekingen. Daarnaast is er nog een heel scala aan niet-typische overgangsklachten zoals stemmingsklachten, slaapproblemen, concentratieproblemen, maar ook gewrichtsklachten en hartkloppingen.”
Hoe lang duren de klachten?
“De overgang begint rond je 45ste en de klachten kunnen 4-10 jaar duren, maar sommige vrouwen houden veel langer klachten. Het begint vaak met bloedingsklachten; de bloedingen zijn heviger en menstruaties komen korter op elkaar. Daarna komen de opvliegers en de stemmingsklachten. Klachten zoals vaginale droogheid komen in de latere fase.”
Waarom heeft de één er meer last van dan de ander?
“Dat weten we niet precies. Erfelijkheid lijkt mee te spelen, in ieder geval in de leeftijd dat de menopauze plaatsvindt, de allerlaatste menstruatie in het leven van de vrouw. Daarnaast weten we dat leefstijl, sociale factoren en werkfactoren van invloed kunnen zijn. Met name stress is een belangrijke factor om te voorkomen, want dit leidt vaak tot een verergering van klachten.”
Wat zijn de behandelmogelijkheden?
“De eerste stap in de behandeling van overgangsklachten is herkenning en vervolgens erkenning. Een overgangsconsulent, die bij voorkeur aangesloten is bij de Vereniging Verpleegkundig Overgangsconsulenten (VVOC), kan een vrouw veel informatie en tips geven hoe zij met de klachten om kan gaan.”
“Leefstijlaanpassingen zijn de eerste stap, maar dit is niet genoeg voor elke vrouw. Er kan dan hormoontherapie voorgeschreven worden. Dit kan de huisarts doen, maar hiervoor kan een vrouw ook verwezen worden naar de gynaecoloog. Dit gebeurt bijvoorbeeld als de huisarts er niet genoeg affiniteit mee heeft of als iemand meerdere aandoeningen heeft. Als hormoontherapie niet mogelijk is, zijn er ook alternatieve methoden. Dit kan met medicijnen zijn (SSRI’s, gabapentine, clonidine), maar ook een niet-medicamenteuze behandeling is mogelijk, zoals accupunctuur of cognitieve gedragstherapie. Maar hormoontherapie is wel de meest effectieve behandeling.”
Jij promoveert op dit onderwerp. Waar doe je onderzoek naar?
“Ik onderzoek het verband tussen overgangsklachten en werk. Ik richt me op het werkvermogen. Het werkvermogen is de mate waarin een medewerkster zowel lichamelijk als geestelijk in staat is haar werk uit te voeren. We hebben inmiddels aangetoond dat er een verband is tussen overgangsklachten en een verminderd werkvermogen. Vrouwen met ernstige klachten hebben meer dan acht keer zoveel kans op een slecht werkvermogen als vrouwen met milde klachten. Behandeling van overgangsklachten gaat gepaard met een verbetering van het werkverkmogen. Momenteel zijn we bezig met het analyseren van de data van een informatieve interventie, waarin we vrouwen op de werkvloer hebben voorgelicht over de overgang en haar behandelingsmogelijkheden. Dat is het slotstuk van mijn PhD. Ik hoop in 2023 op dit onderwerp te promoveren.”
En tot slot: hoe werken gynaecologen van MST en ZGT samen?
“We zijn een grote regiomaatschap – Gynaecologen Coöperatie Oost Nederland (Gycon) – bestaande uit 27 gynaecologen en 4 chef de clinique’s. Enkele gynaecologen werken op beide locaties, maar de meesten zijn verbonden aan of MST of ZGT. Beide ziekenhuizen hebben hun eigen expertisegebied en er vindt vaak overleg en uitwisseling van kennis plaats. De meer complexe patiënten kunnen, als dat nodig is, laagdrempelig naar elkaar verwezen worden.”