Collega verpleegkundige Wilma Koops blogt over haar ervaringen op de AOA.
Als ik meneer de Jong vraag of hij het fijn vindt om geholpen te worden met de dagelijkse verzorging, straalt de opluchting van zijn gezicht: “Graag!” Meneer is erg benauwd en elke inspanning kost hem ontzettend veel moeite. “Ik heb een tumor bij de longen die tegen mijn stembanden aangroeit, waardoor ik schor ben. Daarnaast veroorzaken meerdere longembolieën nu deze erge benauwdheid, ik kan niks meer.”
Ik ga ziekenhuiswashandjes warm maken en vraag meneer of het lukt om op de rand van het bed te komen zitten. “Och Wilma, het is zo fijn dat ik niet helemaal naar de badkamer hoef te lopen. De afgelopen dagen ging het ineens hard achteruit. Op pinkstermaandag stond ik nog als vrijwilliger de hele dag op het voetbalveld en gisteren, twee dagen later, kon ik niet eens van het toilet naar de woonkamer lopen. Zo benauwd was ik.”
Ik vind het lastig om zijn leeftijd in te schatten en vraag hem hoe jong hij is, waarop hij begint te lachen. “Ik ben een oude man, maar je brengt het leuk.” “U bent dus vaak op het voetbalveld te vinden?”, vervolg ik het gesprek en er verschijnt een brede glimlach op zijn lippen. “In de buitenploeg zorg ik voor onderhoud van de velden. Ik heb bij de entree gestaan en ik heb zelfs in een ver verleden meegeholpen om de supportersvereniging op te richten. Mooie tijden waren dat. Maar als je een beetje eigenwijs bent zoals ik, vergaan de dingen daardoor ook wel eens; helaas bestaat de supportersvereniging niet meer.” Meneer de Jong vertelt erg gepassioneerd over zijn cluppie en wederom moet hij lachen wanneer ik hem vraag of hij zelf ook gevoetbald heeft. “Ik heb het een blauwe maandag geprobeerd, maar erg veel talent heb ik niet meegekregen, ik kon geen bal raken.”
Op de vraag of hij ook fanatiek supporter is, beginnen zijn ogen te stralen. “Ik mis geen wedstrijd van het eerste elftal; uit en thuis ben ik van de partij! Alleen de laatste wedstrijd ben ik niet meer geweest, want de mensen gaan toch vragen hoe het met me gaat en het is niet altijd leuk om dat steeds weer te moeten vertellen. Ik hoop dat ik bij aanvang van het nieuwe seizoen weer naar de club kan, maar of dat reëel is… Dan moet het veel beter gaan dan nu.”
Ondertussen is het wassen en aankleden klaar en ligt meneer weer in bed om op adem te komen. “Maar euh… Kunnen we ook nog wat aan mijn baard doen?” Natuurlijk kan dat. Meneer scheert zich altijd met een mesje en ik laat me vertellen wat ik daarvoor klaar moet zetten. “Volgende keer heb ik graag warm water Wilma, dat scheert wat beter de haren weg.” En zo leer ik elke dag bij.
Ik heb enorm veel respect voor de manier waarop hij in het leven staat: optimistisch en opgewekt. “Humeurig zijn maakt het niet anders en jullie werken ook prettiger met een lachende patiënt.” Het wassen is een hele inspanning geweest, maar toch heeft meneer genoten van het fijne gesprek en ook ik kijk hier met een glimlach op terug. Tot slot deelt hij zijn levensmotto met me: “Een dag niet gelachen, is een dag niet geleefd.” En zo is het maar net!