Collega verpleegkundige Wilma Koops schrijft elke 14 dagen een blog.

In het holst van de nacht, kan de 79-jarige Dhr De Vries zijn draai niet vinden. Ernstig benauwd zit hij onrustig op de rand van het bed. Dhr heeft COPD, ademhalen lukt amper en de angst staat in zijn ogen. “Blijf je even bij me?” Ik ga bij hem zitten en maak een praatje. “Zo wil ik niet verder leven, kan de dokter dat voor me regelen?” Ik geef aan dat het qua timing een onderwerp is om overdag te bespreken met de longarts. “Ach ik heb me dit zelf aangedaan”. Dhr legt uit dat hij zijn leven lang gerookt heeft: “Al vanaf mijn veertiende en ik rook nog steeds”. Dat is voor mij erg moeilijk te begrijpen; hoe kun je met periodes zó benauwd zijn en toch doorroken? “Ik ben een junk, zo heet dat dan hè? Ik heb alles geprobeerd om te stoppen; van pleisters, tot aan de stoppen-met-roken-poli tot aan “cold turkey” en het lukt me gewoon niet. Als het weer even iets beter gaat, vind ik dat ik er ook wel weer eentje kan roken.” Mijn nuchtere beredenering dat dit dieptepunt toch een uitstekend moment is om nooit weer een sigaret op te steken, laat de vraag bij Dhr opkomen of ik ooit verslaafd ben geweest. “Euh nee… ik heb inderdaad makkelijk praten. Ik ben verslaafd aan lekker eten, telt dat ook mee?” zeg ik met een knipoog. Dhr begint te lachen: “Ik lust ook alles, ben slager van beroep geweest en koken en lekker eten zijn mijn grootste hobby’s.”

Dhr lijkt wat rustiger te worden. “Blijf je nog wel even?” en zo praten we nog even verder. “Het leven is mooi geweest hoor, maar deze benauwdheid is geen doen. Dat ben je met me eens, toch?” Het is logisch dat hij er nu zo tegen aan kijkt; benauwd zijn is ontzettend angstig. Toch vertel ik hem dat het morgen of overmorgen ook wel weer iets beter kan gaan. “Jij bent als optimist geboren, of niet?” zegt hij met een big smile op zijn gezicht. Hij vervolgt: “Ik ben ook altijd erg optimistisch geweest, ik genoot van het leven en bekeek alles van de positieve kant, maar nu ben ik vooral realist.” Dhr heeft zijn pufjes ingenomen, nog eens extra verneveld en zijn ademhaling lijkt steeds meer controleerbaar. Ik adviseer hem om toch nog eens zijn benen in bed te doen. Dat lukt, en iets meer ontspannen vindt Dhr de rust in bed. “Ik zou graag willen dat mijn vrouw, dochter en mijn beste vriend morgenvroeg langskomen om samen met mij en de arts de mogelijkheid tot euthanasie te bespreken, want ik wil dit niet weer meemaken.” Me realiserend hoe ontzettend naar het is om zo naar adem te moeten happen, probeer ik toch nóg een beetje optimisme erin te gooien: “Overdag kijkt u er misschien wel weer anders tegenaan. Ik hoop voor u dat u zich beter gaat voelen de komende uren en dagen.” Vriendelijk lachend, lijkt de angst die in zijn ogen stond steeds meer te verdwijnen: “Wanneer ben je weer aan het werk, want dat moment wil ik dan met jou vieren!” Glimlachend vertel ik Dhr dat ik er de komende nacht weer ben. “Ik hou je op de hoogte!” zegt Dhr nog net voordat hij rustig in slaap valt.

Lees ook de andere blogs van Wilma

[mk_blog_carousel count=”-1″ cat=”1777″]
Waar bent u naar op zoek?