Collega verpleegkundige Wilma Koops schrijft elke 14 dagen een blog.
“Ik heb echt niet geblowd de laatste tijd”. Het is één van de eerste zinnen van een gesprek met een jongeman van 26 die opgenomen is met heftige buikpijn, bewegingsdrang en misselijkheidsklachten. Hij is veel afgevallen de laatste weken. “Mijn maag is gewoon niet goed! Ik zou graag willen dat er onderzoek gedaan wordt zodat ik geholpen kan worden, want er is echt iets aan de hand!” Hij krijgt een infuus met pijnstillers, maar de pijn houdt aan. “Mag ik naar beneden om te roken?” Het gaat tegen mijn gevoel in, want als je zoveel pijn hebt, lijkt roken niet de eerste prioriteit. Maar ik laat hem gaan en verwacht hem straks terug.
Ik ga verder met mijn ronde bij de overige patiënten totdat er een bel op mijn pieper verschijnt, vanuit de badkamer van de jongeman. “Ik ben gaan douchen want dat verlicht de pijn, maar leg je vast pijnstillers voor me klaar?” Hij heeft zelf zijn infuuspomp ontkoppeld, zodat hij geen hulp van mij nodig had hierbij. Ik vraag hem ernaar: “Oh, ik heb vaker in het ziekenhuis gelegen en weet precies hoe het werkt”. Ik leg paracetamol klaar en nog geen 2 minuten later heeft hij wederom de bel gevonden: “Heb je niet wat sterkers? Oh enne, mag ik wel weer douchen? Dan voel ik de pijn niet.”
Zijn klachten, en het bijbehorende gedrag, lijken op het cannabinoïd-hyperemesis-syndroom. Het syndroom gaat gepaard met periodes van excessief braken. Deze periodes kunnen een paar dagen tot een week aanhouden en zijn zo heftig dat ze het dagelijks functioneren ernstig belemmeren. Je kunt er last van krijgen als je een lange periode veel hebt geblowd. De klachten verdwijnen volledig als er gestopt wordt met het cannabisgebruik. Als iemand later toch weer begint met blowen keren de klachten vaak weer terug in dezelfde hevigheid.
De arts loopt visite bij hem en adviseert hem te stoppen met blowen. “Daar ligt het niet aan hoor, mijn maag is echt niet goed”. Hij blijft aandringen op een maagonderzoek en omdat dat nog niet eerder gedaan is, wordt geregeld dat het diezelfde middag nog plaats kan vinden. “Fijn, dan kan het tegendeel dus bewezen worden. Mag ik nog even douchen”? Niet veel later wordt hij gezocht door de laborante die hem bloed moet afnemen. ” Hij staat vast onder de douche”, vertel ik. Ondertussen ben ik in gedachten. Wat een raar mechanisme; zo heet douchen dat het alle andere pijn overheerst.
Ik loop nog maar eens zijn kamer binnen, hij is net afgedroogd. Aangekleed en wel is hij ineens klaar voor vertrek: “Ik ben zo zenuwachtig voor dat maagonderzoek. Blaas het maar af, ik ga naar huis”. Ik probeer nog om hem te overtuigen, maar ik weet dat dit eigenlijk geen zin geeft. Hij trekt zijn eigen plan.