Het verschil tussen de bovengenoemde benaderingen heeft te maken met waar de orthopeed de snede zet en via welke weg de heup wordt benaderd en uit de kom wordt gebracht. Alle drie de benaderingen zijn volstrekt veilig, maar hebben elk hun voor- en nadelen.
- Bij de voorste (anterieure) benadering wordt de patiënt in rugligging geopereerd en komt de snede aan de voorzijde in de lies. Voordeel van deze banadering is dat patienten snel kunnen mobiliseren en er geen restricties zijn na de operatie wat betreft slapen. Nadeel van deze operatie is dat er iets grotere kans is op problemen met de positie van de steel en dat er schade kan ontstaan aan een oppervlakkige zenuw in het operatiegebied. De voorste benadering is niet geschikt voor alle patiënten, Patiënten met afwijkende anatomie, zeer gespierde patiënten en patiënten met flink overgewicht komen in principe niet in aanmerking voor deze benadering.
- Bij de zijwaartse (laterale) benadering wordt de patiënt in rugligging geopereerd en komt de snede aan de zijkant van de heup. Deze operatie biedt uw orthopeed een goed overzicht om de kom en steel goed te kunnen plaatsen. De kans op het uit de kom schieten is na deze operatie erg klein.
Een nadeel van deze benadering is dat de spier die het been zijwaarts beweegt wordt losgemaakt en nadien weer wordt vastgezet. Dit dient te genezen en kan een langer herstel vergen. - Bij de achterste (posterolaterale) benadering wordt de patiënt in zijligging geopereerd en komt de snede aan de zijkant van de heup, iets afbuigend richting de bil. Deze operatie biedt uw orthopeed een zeer goed overzicht om de kom en steel goed te kunnen plaatsen. Nadeel van deze benadering is dat er soms enkele restricties bestaan wat betreft bewegingen van de heup in de periode na de operatie.
Aan alle benaderingen zitten voor- en nadelen. Het allerbelangrijkst is dat degene die u opereert veel ervaring heeft met de benadering. Dat is het meest belangrijk voor de uitkomst.