Complicaties

Welke complicaties kunnen zich voordoen?
Geen enkele medische ingreep is zonder risico! Ondanks dat de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht wordt genomen, kunnen zich tijdens of na de geplande operatie incidenten voordoen, die soms onmiddellijk ingrijpen vereisen en die op den duur ook levensbedreigend kunnen zijn. Mogelijke complicaties zijn:

  • Verminderd bewegingsvermogen van armen en/of benen tot zelfs dwarslaesie, gevoelsstoornissen, functiestoornissen van blaas en endeldarm of een verstoorde seksualiteit bv. ten gevolge van een nabloeding (hematoom), een zwelling of een beschadiging van zenuwstructuren. In deze gevallen, die zeer zelden voorkomen, is verder onderzoek nodig om de oorzaak vast te stellen. Eventueel kan een nieuwe operatie noodzakelijk zijn. Deze stoornissen zijn zelden van blijvende aard.
  • Het risico op beschadigingen aan het ruggenmergvlies, aan zenuwen of aan het ruggenmerg is verhoogd als er sprake is van vergroeiingen na een vorige operatie, van een vernauwd wervelkanaal en van operaties vanwege een ongeval.
  •  Bij beschadigingen aan het ruggenmergvlies kan er ruggenmergvocht in het omliggende weefsel weglekken; zeer zelden is hiervoor een operatie nodig om het ruggenmergvlies te sluiten
  • In zeer zeldzame gevallen komt beschadiging voor van zenuwen, bloed- en lymfevaten, slokdarm en luchtpijp of van het strottenhoofd als de voorkant van de halswervelkolom wordt bloot gelegd. Heesheid en stemveranderingen zijn zeer zelden blijvend. Bij beschadigingen aan slokdarm of luchtpijp is een nieuwe ingreep noodzakelijk. Nabloedingen in het weke delen van de hals komen zelden voor en hoeven zelden operatief te worden behandeld.
  •  Bij operaties in het overgangsgebied naar de thoracale wervelkolom kunnen ook de long en het longvlies worden beschadigd, waardoor een omvangrijkere operatie noodzakelijk is. Irritatie van het vegetatieve zenuwstelsel kan leiden tot ooglidspleetvernauwing en verkleining van de pupil (syndroom van Horner).
  •  Er kunnen wondinfecties optreden.
  •  Oppervlakkige infecties die het genezingsproces van de wond verstoren, genezen meestal na lokale behandeling van de wond, zij het vertraagt. Slechts zelden is een vervolgoperatie noodzakelijk.
  • Diepere infecties kunnen te maken hebben met de tussenwervelschijf, de ruggenmergvliezen en de wervels. In zo’n geval is een vervolgoperatie noodzakelijk, waarbij de wond wordt schoongemaakt en de implantaten of de discusprothese worden verwijderd. Slechts uiterst sporadisch dringt een infectie in de bloedbaan door (met als gevolg bloedvergiftiging, sepsis).
  •  Long- of urinewegontstekingen kunnen ontstaan omdat de operatie een belasting vormt voor het lichaam. Meestal kunnen deze infectiesmet medicijnen tot staan worden gebracht.
  •  Overmatige littekenvorming en cosmetisch ontsierende littekens (keloïd littekens), die ten gevolge van erfelijke aanleg of wondinfectie ontstaan en die eventueel een correctieve operatie noodzakelijk maken.
  •  Er kunnen zich bloedstolsels vormen (trombose), die in de longen (longembolie) of, bij een defect in het boezemtussenschot van het hart, ook in de hersenen terecht kunnen komen, waardoor levensbedreigende ademnood en problemen met de bloedsomloop c.q. een hartinfarct kunnen worden veroorzaakt.
  •  Beschadigingen aan de huid, de schoudergewrichtenarm– of beenzenuwen die door drukken of trekken tijdens de operatie zijn ontstaan ondanks dat de patiënt in de voorgeschreven houding is gelegd. Deze klachten zijn meestal van voorbijgaande aard. Een enkele keer kunnen er echter klachten (bv. gevoelloosheid, pijnlijke prikkelsensaties of verminderde beweeglijkheid van ledematen) of littekens resteren. Dat geldt eveneens voor huidbeschadigingen door desinfectiemiddelen en/of elektrische stroom.
  • Het los gaan zitten van implantaten respectievelijk de discusprothese. Zeer zelden is hiervoor een correctieve operatie noodzakelijk. Bij overbelasting kan er een breuk in de implantaten ontstaan. Vaak moeten ze dan worden verwijderd. Het komt zelden voor dat implantaten na een breuk de wervellichamen binnendringen.
  • Na implantatie van een discusprothese kan er toch verstijving van het geopereerde segment van de wervelkolom optreden. Ook kunnen na jaren opnieuw klachten ontstaan ten gevolge van pathologische vervormingen in het geopereerde segment van de wervelkolom. In zo’n geval kan het nodig zijn om een extra operatie uit te voeren, waarbij de beide wervels die grenzen aan het aangedane gebied worden vastgezet.
  • Het ontstaan van zgn. pseudoartrose, als de wervels, nadat ze zijn vastgezet, niet naar wens met elkaar vergroeien. De oorzaak hiervan kan zijn dat er geen verbindend botweefsel is aangegroeid. Met name bij rokers lopen een verhoogd risico op deze complicatie. Dit risico is eveneens verhoogd als er met het implantaat iets mis gaat (breuk of los gaan zitten). Gewoonlijk is dan een vervolgoperatie noodzakelijk.
  • Een operatie waarbij de wervels zijn vastgezet en soms ook implantatie van een discusprothese, kan in de aangrenzende delen van de wervelkolom tot overbelasting van een tussenwervelschijf of een wervellichaam leiden, waardooropnieuw klachten ontstaan. Vervolgbehandelingen/-operaties kunnen dan noodzakelijk zijn.
  • In sommige gevallen kan kunstmateriaal (implantaten, protheses. door het lichaam worden afgestoten, vooral in geval van slechte wondgenezing. Soms is dan een vervolgoperatie noodzakelijk. Ernstige allergische reacties, die bv. tot uiting komen als bloedcirculatieproblemen (shock) zijn extreem zeldzaam.

Uw arts zal u tijdens het voorlichtingsgesprek informeren over individuele risico’s en mogelijke complicaties, die vanwege uw ziektegeschiedenis kunnen optreden.

Waar bent u naar op zoek?