Welke bijzonderheden en complicaties kunnen zich voordoen?

Ondanks dat de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht wordt genomen, kunnen zich tijdens en na de operatie incidenten voordoen, die in uitzonderlijke situaties levensbedreigend kunnen zijn en waarvoor extra behandelingen of vervolgoperaties noodzakelijk zijn. Daarbij valt te denken aan:

  • Soms treedt er na de operatie een vermindering van het bewegingsvermogen op tot spierzwakte of spastische verlamming van de aangezichts-, arm- en beenspieren aan toe. Als het controleonderzoek (bijvoorbeeld CT- of MRI-scan) als oorzaak een nabloeding onder het harde hersenvlies of in de hersenen aantoont, dan is een spoedoperatie ter ontlasting van de hersenen noodzakelijk. De oorzaak kunnen ook vaatkrampen van de arteriële bloedvoorziening in de hersenen zijn (zgn. vasospasme) met als gevolg een verminderde doorbloeding van het omringende hersengebied, waarbij in zeldzame gevallen een herseninfarct (beroerte) voorkomt. In deze situatie kan een verwijdering van het botluikje eveneens noodzakelijk zijn.
  • Bij operaties van ziekmakende processen in de buurt van het spraakcentrum kunnen soms spraakstoornissen voorkomen. Bij iemand die rechtshandig is, ligt het spraakcentrum normaliter in de linker hersenhelft, bij iemand die linkshandig is kan dit centrum rechts of links in de hersenen liggen. De spraakstoornissen verdwijnen gewoonlijk, vooral onder geleide van logopedische therapie, na enige dagen of weken.
  • Wond- en hoofdpijn. Deze kunnen na de ingreep onaangenaam zijn, maar zijn gewoonlijk goed te bestrijden met pijnstillers. Hoofdpijn die vlak na de operatie optreedt en langer aanhoudt, maar ook hoofdpijn die pas weken na de ingreep kan optreden, kan duiden op stuwing van wondvocht of liquor (hersenvocht), waarvoor soms een operatie om het vocht af te voeren nodig is.
  • Na aanvankelijke verbetering kan er in de eerste dagen na de operatie een hersenzwelling ontstaan met verergering van klachten zoals neurologische uitvalsverschijnselen en bewustzijnsstoornissen. In ernstige gevallen is er altijd een controleonderzoek noodzakelijk, bijvoorbeeld door computertomografie(CT-scan) of magnetic resonance imaging (MRI-scan). Indien er na toediening van medicijnen geen duidelijke verbetering van de klachten merkbaar is of er zelfs een verslechtering optreedt, dan moet overwogen worden om een ontlastende operatie uit te voeren waarbij het botluikje verwijderd wordt. Nadat de hersenzwelling is verdwenen, wordt het luikje van eigen bot (of van kunststof) tijdens een nieuwe ingreep in de schedel teruggezet.
  • Stoornissen in het gezichtsvermogen kunnen al voor de operatie door beknelling (compressie) van de oogzenuw of in de betreffende hersenbaan zijn veroorzaakt. Door het manipuleren tijdens de operatie in de buurt van of direct bij de oogzenuwen kan vermindering van het zicht tot zelfs blindheid in een oog optreden. Operaties in de buurt van de hersenbanen in het temporale hersengebied kunnen tot een vermindering van het gezichtsveld leiden.
  • Als gevolg van manipulatie van de oogspierzenuwen kan een afwijkende oogstand, een verwijde pupil en een hangen van het bovenooglid optreden. Deze verschijnselen kunnen genezen als de zenuwbeschadiging door uitrekking is veroorzaakt. Als de oogzenuwen geheel zijn doorgesneden (hetgeen extreem zeldzaam voorkomt), dan is er geen adequate medicamenteuze of operatieve behandeling om de functie van deze zenuw weer te herstellen. Een afwijkende oogstand kan operatief worden gecorrigeerd. Dit geldt eveneens bij manipulatie van de reukzenuwen bij ingrepen over de voorste schedelbasis waardoor reukverlies kan optreden.
  • Door manipulatie van de sensorische gezichtszenuwen (nervus trigeminus) kunnen gevoelsstoornissen en pijnlijke prikkelsensaties in het gezicht en aan het hoornvlies van de ogen ontstaan.
  • In zeldzame gevallen kan er afhankelijk van de incisie door uitrekking een verlamming van de voorhoofdstak van de motorische aangezichtszenuw (nervus facialis) optreden. Hierdoor zijn het optrekken van de wenkbrauwen en het fronsen van het voorhoofd tijdelijk verstoord. In zeer zeldzame gevallen is dit blijvend van aard.
  • Afhankelijk van de plaats en de grootte van de ziektebron kan er een beschadiging van grotere arteriële of veneuze bloedvaten in de hersenen optreden, die tot ernstige bloedingen leiden. Soms moet er dan een bloedtransfusie worden gegeven. De transfusie met (bestanddelen van) donorbloed leidt zeer zelden tot infecties, bijvoorbeeld met hepatitisvirussen (met leverontsteking tot gevolg), in extreem zeldzame gevallen kan er een besmetting plaatsvinden met het Hiv-virus (met in een later stadium AIDS tot gevolg) en/of worden andere ziektekiemen (bijvoorbeeld van BSE, een variant van de ziekte van Creutzfeld-Jakob) overgedragen. Daarom kunt u na de bloedtransfusie een controleonderzoek laten doen.
  • Door de druk op de dieperliggende hersenstructuren boven de hypofyse treden in zeldzame gevallen hormonale storingen op met verhoogde urine-uitscheiding, elektrolytische stoornissen, opvallende veranderingen in het stofwisselingspatroon en temperatuursverhogingen.
  • Als de operatieroute door het gebied van de slaapspier voert, dan komen en er in zeldzame gevallen klachten bij het kauwen voor, waarbij de mond soms niet voldoende ver geopend kan worden (kaakklem). Door fysiotherapeutische oefeningen kunnen de kauwfunctie en de opening van de mond weer worden genormaliseerd.
  • Soms treden stoornissen van het waarnemings- en concentratievermogen op, die zowel het gevolg van de aandoening zijn als door de operatieve manipulatie aan het hersenweefsel worden versterkt. De klachten zijn meestal van voorbijgaande aard.
  • Zelden ontstaan na de operatie fistels in het harde hersenvlies, waardoor er liquorlekkage onder het hersenvlies of naar buiten toe ontstaat (bijvoorbeeld door de neus). In deze gevallen kan een liquordrainage of een nieuwe ingreep om het harde hersenvlies te sluiten noodzakelijk zijn.
  • In het wondgebied kan er gevoelsvermindering bij het voorhoofd en/of bij de slapen optreden, die na verloop van tijd weer herstelt.
  • Zelden wordt de samentrekking van littekenweefsel op het schedeldak als dermate storend ondervonden dat correctieve cosmetische ingrepen wenselijk zijn.
  • In zeldzame gevallen treden er problemen bij de genezing van het botluikje op. Daarbij kan het botluikje los gaan zitten en is er een nieuwe operatie nodig om het weer vast te zetten; heel zelden komt het voor dat het botluikje door gebrekkige genezing verweekt, verzakt, afsterft en/of los gaat zitten. In een vervolgoperatie wordt het botluikje dan vervangen door kunstmatig bot.
  • Soms verloopt de wondgenezing niet goed. Oppervlakkige infecties genezen meestal vanzelf, zij het vertraagt. Zelden is hiervoor een vervolgoperatie nodig. Dieperliggende infecties kunnen ook het botluikje aantasten. Ondanks een behandeling met antibiotica kan de verwijdering van het geïnfecteerde botluikje noodzakelijk zijn. Opeenhoping van pus op en onder het harde hersenvlies (abcessen, empyemen) moeten meestal operatief worden behandeld. In uiterst zeldzame gevallen kan er een infectie van het harde hersenvlies en van de hersenen optreden (zgn. meningo-encephalitis). Slechts in een enkel geval dringt de infectie in de bloedbaan door (bloedvergiftiging, sepsis).
  • Soms kunnen er na de ingreep epileptische aanvallen ontstaan, die van voorbijgaande of van blijvende aard kunnen zijn. Deze aanvallen kunnen met een medicamenteuze behandeling goed onder controle worden houden.
  • Door de houding waarin de patiënt tijdens de operatie wordt gelegd, kunnen ondanks de voorgeschreven bekleding van de operatietafel door de druk beschadigingen van de huid en zenuwen ontstaan (aan de rug, zitvlak, armen, benen). Zeer sporadisch zijn deze beschadigingen, bijvoorbeeld verlammings-verschijnselen, blijvend van aard.
  • Omdat de operatie een belasting vormt voor het lichaam kunnen infecties aan andere organen optreden (longen, urinewegen). Deze complicaties kunnen met medicijnen meestal heel goed worden behandeld.
  • In zeldzame gevallen treden, bijvoorbeeld door de toediening van medicijnen, lichte overgevoeligheidsreacties op, die tot uiting kunnen komen als misselijkheid, braakneigingen, jeuk of huiduitslag. Deze klachten verminderen meestal vanzelf en hoeven gewoonlijk niet te worden behandeld. Ernstige allergische reacties van slijmvliezen, hart, bloedcirculatie, darmen, nieren of zenuwen (bijvoorbeeld zwelling van het slijmvlies in het strottenhoofd, astmatische aanvallen, bloedcirculatieproblemen of shock), die een ziekenhuisopname noodzakelijk maken, komen zeer zelden voor. Ze kunnen echter als gevolg van een verminderde doorbloeding leiden tot blijvende schade aan organen (bijvoorbeeld tot nierfalen of zenuwverlamming).In zeldzame gevallen treden, bijvoorbeeld door de toediening van medicijnen, lichte overgevoeligheidsreacties op, die tot uiting kunnen komen als misselijkheid, braakneigingen, jeuk of huiduitslag. Deze klachten verminderen meestal vanzelf en hoeven gewoonlijk niet te worden behandeld. Ernstige allergische reacties van slijmvliezen, hart, bloedcirculatie, darmen, nieren of zenuwen (bijvoorbeeld zwelling van het slijmvlies in het strottenhoofd, astmatische aanvallen, bloedcirculatieproblemen of shock), die een ziekenhuisopname noodzakelijk maken, komen zeer zelden voor. Ze kunnen echter als gevolg van een verminderde doorbloeding leiden tot blijvende schade aan organen (bijvoorbeeld tot nierfalen of zenuwverlamming).
  • Er kunnen zich bloedstolsels vormen (trombose); bloedstolsels kunnen door het bloed worden meegevoerd en zelfs een bloedvat afsluiten (embolie) (vooral bij patiënten met een verlamming of die langer het bed moeten houden). In dat geval kan het betreffende orgaan beschadigd raken en kan de beschadiging permanent worden (bijvoorbeeld longembolie, beroerte met blijvende verlamming). Een spoedopname op de intensive care is in dat geval noodzakelijk. Indien preventief medicijnen om het bloed te verdunnen, worden toegediend (tromboseprofylaxe) kan dit leiden tot een vergrote kans op (na)bloedingen. Een injectie met heparine kan als bijkomende complicatie een ernstige verstoring van de bloedstolling (HIT) tot gevolg hebben, waardoor een verhoogde kans op trombose ontstaat en daarmee acute afsluiting van bloedvaten.
Waar bent u naar op zoek?