Paniekstoornis

Iedereen kent het wel, gevoelens van hevige paniek: hartkloppingen, knikkende knieën, duizeligheid en het zweet dat u uitbreekt. Een logische reactie op een angstige situatie.Bijvoorbeeld als u bijna wordt aangereden door een auto als u niet helemaal goed uitkijkt bij het oversteken. Niemand is dan verbaast als u bovengenoemde verschijnselen vertoont.
Onverwachte paniekaanvallen
Iemand die last heeft van een paniekstoornis heeft meerdere onverwachte paniekaanvallen. Iemand heeft onverwacht een grote angst, zonder dat daar een directe aanleiding voor is. Het gebeurt gewoon. Hij of zij heeft tegelijkertijd bijvoorbeeld last van hartkloppingen, zweten, opvliegers, koude rillingen, trillen of duizeligheid. Het omgaan met een paniekstoornis is erg moeilijk. Deze mensen ervaren de angst als reëel. De helft van de mensen met een paniekstoornis heeft ook last van agorafobie. In dat geval gaat iemand bepaalde situaties of plaatsen uit de wegomdat hij bang is voor een nieuwe aanval. Zo kan iemand grote groepen mensen vermijden en ookplaatsen waar iemand niet snel weg kan komen zoals een drukke supermarkt, de trein of het vliegtuig worden vermeden.
Een paniekaanval: Iemandheeft minstens 4 van de volgende verschijnselen.
  • hartkloppingen;
  • zweten;
  • opvliegers of koude rillingen;
  • trillen of beven;
  • duizeligheid;
  • ademnood;
  • pijn op de borst;
  • misselijkheid of buikklachten;
  • gevoel van onwerkelijkheid of los van zich zelf te staan;
  • angst om gek te worden of de zelfbeheersing te verliezen;
  • de angst om dood te gaan;
  • verdoofde of tintelende gevoelens.
Een paniekstoornis: Iemand heeft meerdere paniekaanvallen zonder duidelijke reden, en minstens nog een maand na een aanval heeft hij last van het volgende.
  • Steeds maar ongerust over het krijgen van een volgende aanval.
  • Bezorgd over de gevolgen van een aanval.
  • Is zich anders gaan gedragen, bijvoorbeeld het vermijden van bepaalde plaatsen en situaties.
Over oorzaken van paniekstoornissen valt nog weinig te zeggen. Wel zijn risicofactoren bekend. Zo speelt erfelijkheid zeker een rol. Als een paniekstoornis in de familie voorkomtis de kans groter om het ook te krijgen. Daarnaast spelen persoonlijke kenmerken een rol. Angst voor onbekende situaties en mensen en de neiging om daarop te reageren met angst, verlegenheid en vermijding spelen een rol. Ook de neiging om verschijnselen van angst zoals hartkloppingente zien als iets gevaarlijks speelt een rol. Door deze verschijnselen kan men bang wordenwat weer hartkloppingen en duizeligheid veroorzaakt. Zo komt men in een vicieuze cirkel. Van alle volwassen Nederlanders tot 65 jaar heeft 3,8% ooit in hun leven een paniekstoornis gehad.
Een voorbeeld:

Henk Verschoor, 45 jaar, is getrouwd en heeft 2 kinderen. Hij is eigenaar van een banketbakkerszaak met meerdere filialen in het dorp. In de jaren dat hij zijn bedrijf op moest bouwen heeft hij altijd veel moeten werken en ook nu de zaken goed lopen heeft hij een grote verantwoordelijkheid naar zijn personeel. Henk meldt zich bij de huisarts met klachten van paniek. De laatste maanden overvalt hem een aantal keer per week plots een hevige paniek: het zweet breekt dan uit, hij krijgt hartkloppingen en heeft het gevoel te stikken. Daarnaast is hij misselijk en heeft het gevoel totaal geen controle te hebben over de situatie. De eerste keer dat hij zo’n aanval kreeg was in de auto op weg naar vakantie. Hij had een drukke tijd achter de rug op het werk maar voelde zich goed toen hij eindelijk met zijn gezin op vakantie kon naar Frankrijk. Bij een tankstation onderweg overviel hem plotseling een angstig gevoel: hij begon te trillen, zweten en kreeg hartkloppingen. Het leek wel een hartaanval! Na een aantal minuten zakte het nare gevoel wel af en Henk heeft er in eerste instantie geen aandacht aan besteed. Tijdens de vakantie kreeg hij nog 1 maal opnieuw dit nare gevoel. Bij thuiskomst van de vakantie is Henk bij de huisarts geweest. Deze heeft gekeken naar zijn bloedwaarden en zijn hart. Dit was allemaal in orde en Henk ging gerust gesteld weer naar huis. Zijn lichaam moest vast wennen aan de rust na al het harde werken! In de daarop volgende periode bleef Henk echter met momenten deze klachten houden. Het komt plotseling, houdt een aantal minuten aan en zakt dan weer af. Doordat de aanvallen zo onvoorspelbaar zijn durft Henk niet meer goed naar drukke plaatsen te gaan, zoals de markt op zaterdag of een verjaardag van vrienden. Zodra hij weet dat hij daarheen moet begint zijn hart al sneller te kloppen en voelt hij zich opgejaagd. Zijn werk lijdt hier onder doordat zijn concentratie minder goed is. Ook het slapen ’s nachts verloopt niet goed omdat hij telkens bang is weer zo’n aanval te krijgen. Omdat het zo niet langer kan besluit Henk naar de huisarts gaan.

Waar bent u naar op zoek?