Welke complicaties kunnen zich voordoen?

Door de nabijheid van kwetsbare structuren van de schedelbasis en de hersenen die van levensbelang zijn (kruising van de oogzenuwen, tussenhersenen, hersenstam etc.), kunnen enkele risico’s nader worden verklaard. Ondanks dat de grootst mogelijk zorgvuldigheid in acht wordt genomen, kunnen zich tijdens en na de operatie incidenten voordoen, die op den duur ook levensbedreigend kunnen zijn en waarvoor extra behandelingen of vervolgoperaties noodzakelijk zijn. Mogelijke complicaties zijn:

  • Door de operatieve toegangsweg door de neus kan het neusslijmvlies beschadigd raken en kan het reukvermogen aangetast zijn. Heel zelden is een verstoorde reukfunctie het gevolg van een verstoorde afvoer van neusvocht.
  • Vlak na de operatie is hoofdpijn heel gebruikelijk.
  • Net als bij elke operatie kunnen infecties optreden of verloopt de wondgenezing niet goed. Zulke infecties blijven vaak beperkt tot de operatieve toegangsweg en de neus met de neusbijholtes. Mocht het om een uitgebreidere infectie gaan, dan kunnen de hersenvliezen (meningitis), de hersenen (encefalitis), het hersenvocht of de hersenkamers (ventriculitis) geïnfecteerd zijn. De behandeling bestaat uit de toediening van antibiotica en eventueel een operatieve behandeling van de infectiehaard.
  • Trombo-embolie: vooral bij bedlegerige patiënten kunnen in de bloedvaten van de benen en het bekken bloedstolsels ontstaan (trombose) die soms worden meegevoerd naar de longen (longembolie) of andere organen en die o.a. tot ernstige verstoringen van de bloedsomloop kunnen leiden. Dit risico is groter als er bepaalde medicijnen worden ingenomen (bv. hormoonpreparaten), bij overgewicht en bij roken. Indien preventief bloedverdunners worden ingenomen (tromboseprofylaxe met Aspirine®, heparine, Plavix®of andere middelen), kan dit leiden tot een vergrote kans op (na)bloedingen. Een injectie met heparine kan als bijkomende complicatie een ernstige verstoring van de bloedstolling (HIT) tot gevolg hebben, waardoor een verhoogde kans op trombose bestaat en daarmee een acute afsluiting van bloedvaten.
  • Er kunnen (na)bloedingen in het operatiegebied ontstaan. Deze komen vooral voor in het gebied van de operatieroute, omdat het neusslijmvlies van nature goed doorbloed is. Zodoende is er een kans op neusbloedingen na de operatie. Slechts zelden hoeft de bloeding operatief te worden gestelpt. Bij de verwijdering van de tumor kan de bloeding ook uit de tumor zelf komen of uit de aan beide kanten aangrenzende sinus cavernosus- een gebied waar heel veel adertjes doorheen lopen. Tijdens de operatie kunnen deze bloedingen meestal zonder veel problemen worden gestelpt.
  • In zeer zeldzame gevallen kunnen er bij beschadiging van de halsslagader (arteria carotis) levensgevaarlijke bloedingen ontstaan, waardoor de operatie soms moet worden afgebroken en er extra maatregelen moeten worden genomen om de bloeding te stoppen. Als iets dergelijks gebeurt, kan dat resulteren in een verminderde doorbloeding met herseninfarct of een hersenbloeding tot gevolg. Zulke bloedingen in de schedel kunnen zich tot in de weefselspleten verspreiden of zich onder resp. boven het hersenvlies voordoen. In uiterst zeldzame gevallen kan er ook een bloeding in de hersenen zelf optreden.
  • Door de operatieve verwijdering van de tumor kunnen er functiestoornissen in de hormonale regelcentra (regelkringen) (hypothalamus – hypofyse) ontstaan. Vaak bestonden deze stoornissen al in meer of mindere mate voor de operatie en hadden verschillende bloedonderzoeken dit al aangetoond. Ten gevolge van de operatie kan dit soort stoornissen ernstiger worden of zich voor het eerst manifesteren. De stoornissen kunnen medicamenteus (met pillen) worden behandeld. Soms is het nodig om levenslang hormoonpreparaten (hormoonsubstitutie) te blijven slikken.
  • Een verstoorde water- en zouthuishouding met overmatige urineafscheiding (diabetes insipidus) kan gedurende korte tijd tijdens de operatie optreden of langer aanhouden. Of er een behandeling volgt met injecties of met neusspray moet op basis van verschillende criteria worden beslist. Er moet absoluut op worden gelet dat de patiënt voldoende vocht inneemt en in voldoende mate uitscheidt.
  • Na de operatie kunnen in zeer zeldzame gevallen neurologische beperkingen zoals verlamming of spraakstoornissen optreden. Deze kunnen, afhankelijk van de oorzaak, van voorbijgaande of blijvende aard zijn. Andere stoornissen, die uiterst zelden voorkomen, zijn gestoorde reflexen, psychische stoornissen, cardiovasculaire problemen, ademhalingsstoornissen en bewustzijnsstoornissen tot coma aan toe.
  • Omdat de aandoening zich in de buurt van de oogzenuw, van de kruising van de oogzenuwen of van de zichtbaan bevindt (visueel systeem) kan het gezichtsvermogen aangetast raken (beperking van het gezichtsveld en verlies van gezichtsscherpte). Als het visuele systeem direct beschadigd raakt, wat heel zelden voorkomt, dan kan dit zeer sporadisch gevallen blindheid (aan één of beide ogen) tot gevolg hebben.
  • In de buurt van de hypofyse lopen behalve de halsslagader ook meerdere hersenzenuwen. Deze zijn o.a. verantwoordelijk voor o.a. de oogbewegingen, waardoor bij beschadiging (druk, compressie) een oogbewegingsstoornis kan optreden. Bovendien ontstaan er soms problemen bij het openen van het bovenste ooglid en kan het ooglid gaan hangen. Een beschadiging van deze zenuwen leidt zeer zelden o.a. tot gevoelsstoornissen in het gelaat (bv. gevoelloosheid, pijn).
  • Bij het verwijderen van de tumor kan er hersenvocht (liquor) weglekken. Als dat tijdens de operatie gebeurt, dan wordt het hersenvlies altijd zorgvuldig afgedicht. Desondanks kan er in zeldzame gevallen ook na de operatie hersenvocht via de neus weglekken (zgn. liquorfistel). Om infectie te voorkomen moet dan een behandeling met antibiotica worden ingezet. In eerste instantie kan de druk op het hersenvocht worden verminderd door een slangetje in de rug in te brengen (drainage) Deze drukverlaging leidt in veel gevallen zonder extra operatie tot een verkleving van de liquorfistel. Als de druk niet afdoende kan worden verlaagd, dan is een operatie noodzakelijk om het lek te dichten.
  • Indien er weefsel uit de buik of het dijbeen weggenomen is, kan er een bloeduitstorting ontstaan, die in zeer zeldzame gevallen door middel van een extra operatie moet worden verwijderd. Ten gevolge van het onvermijdelijke doorsnijden van de dunne huidzenuwen voelt de huid soms vreemd aan. Na de operatie verdwijnen deze klachten meestal vanzelf. De arts informeert u in het voorlichtingsgesprek over individuele risico’s en mogelijke complicaties die op grond van uw ziektegeschiedenis kunnen optreden.
Waar bent u naar op zoek?